Politieverhaal: Haar zoontje bellend voor het raam, het kogelgat in haar winterjas: de beelden bleven nog lang achtervolgen
25 nov 2022

Politieverhaal: Haar zoontje bellend voor het raam, het kogelgat in haar winterjas: de beelden bleven nog lang achtervolgen

Na tien jaar is de verdachte in een moordzaak in Venlo - ook wel de vergismoord genoemd - veroordeeld tot 23 jaar celstraf. Politieman Patrick* herinnert zich deze zaak nog als de dag van gisteren. Hij arriveert op 25 oktober 2012 als een van de eerste agenten op de plaats delict, op dat moment nog uitgaande van een melding van een vuurwerkincident.

BLOG 

25 OKTOBER 2012

Het hangt in de lucht. Stil, sloom, stroperig. Bijna beklemmend. Het is echter vooral alom aanwezig. Zo aanwezig dat ik het niet eens opmerk dat mijn vinger nog op de handgreep van het autoportier rust. Terwijl ik het sluit, ruik ik een vaag bekende geur. Een geur die dusdanig specifiek is dat mijn nekharen zich zetten om ieder zuchtje wind te voelen. Een geur die door de intredende natte late herfstnacht wordt weggeblazen.

Het valt me niet op dat ik mijzelf van een afstandje vanaf de auto naar de voordeur zie rennen. Dat mijn bewustzijn vanaf enkele meters achter mijzelf het goudkleurige vierde streepje op mijn schouder ziet schitteren. Het vierde streepje dat nog geen week op mijn jas zit en mij tot verantwoordelijke van onze patrouille maakt. Het streepje dat ik in het jaar daarvoor kennelijk verdiend had. Dit terwijl ik gedurende dat jaar vanuit de uniformdienst voor een jaar de burgerdienst was ingegaan. Nu was ik nog bezig aan mijn eerste paar diensten in uniform na een lange periode ander werk. Ik zag mijzelf onder dat vierde streepje de oprit oplopen in een voor mij nieuw pak en een nieuwe verantwoordelijkheid.

Het jongetje dat in zijn ochtendjas op de oprit naar onze auto staat te kijken, heeft de meldkamercentralist nog aan de lijn. Ik hoor haar stem zacht en verdrukt uit de luidspreker tegen het oor van het jongetje komen. Diezelfde meldkamercentralist had ons naar dit adres gestuurd. Vanaf de andere kant van de stad waren we binnen enkele minuten ter plaatse. Vanuit een vreemd soort perspectief was me niet eens opgevallen dat er eigenlijk nauwelijks tot geen verkeer op de weg was geweest. Zelfs in de rustigste nachtdiensten was dat zeldzaam.

Ik aai de jongen over zijn haar en zie dat mijn collega voor hem knielt om zijn verhaal aan te horen. Ik zie dat we op een oprit staan die is verhard met kasseien. De oprit ligt aan de zijkant van een groot statig landhuis. Dit landhuis lijkt in tweeën te zijn gedeeld. Dit valt op omdat we bij het aanrijden bijna een oprit te vroeg opgedraaid waren. Bij deze oprit had een ander huisnummer gestaan die later bij een verder door gelegen woning lijkt te horen. Daarmee zouden we voor ons gevoel aan de verkeerde kant van het pand zijn beland. Het huisnummer van de door ons gekozen oprit kwam overeen met dat uit de melding.

Terwijl ik richting de voordeur loop zie ik een derde collega aankomen die de knul meeneemt bij de voordeur vandaan. Ik stap de paar traptreden op die leiden naar de portiek van het langzaam in verval rakende landhuis. Het valt me op dat de muren hun stucwerk deels verloren zijn en grauw en vervallen aandoen. Ik zie dat het glas in de voordeur op enkele plaatsen stuk is, net als het authentieke hout van de kozijnen. Vanaf mijn plek buiten de deur, in de portiek, zie ik slanke benen liggen in de hal.

Zonder verder aandacht te schenken aan het gebouw stap ik naar binnen. Ik bevind me dan in een kleine hal met één deur die naar een mogelijke woonkamer leidt. Achter deze, op een kier staande, deur hoor ik een diep grommen van een hond. Ik trek de deur dicht. Aan de rechterzijde bevindt zich een opstapje naar een gang met een trap. Direct naast de deur aan de rechterzijde bevindt zich iets wat nog het meest lijkt op een meterkast. Met haar hoofd bij die meterkast, een rijtje keurig weggezette schoenen deels verscholen onder haar lange zwarte haar, ligt een vrouw op de tegelvloer.

Ik zie dat ze een zwarte broek draagt met daarop een blauwe gewatteerde winterjas. Bovenal echter zie ik in haar doffe ogen dat de dood een niet meer in te halen voorsprong op mij heeft. Terwijl ik kniel en mijn vingers in haar hals druk, hoor ik de centralist wederom de melding uitgeven. Althans flarden daarvan. “Buiten is een vuurwerkbom afgegaan en moeder bloedt aan haar hand.” Zo had de jonge knul in zijn ochtendjas de melding gedaan. Ik zie inderdaad enkele druppels bloed uit de mouw van de jas komen als ik achter mij gestommel hoor.

Verschrikt draai ik me al opstaand om. Op de trap staat een meisje dat nog niet weet dat ze zojuist haar moeder heeft verloren. Met twee vuistjes vechtend tegen de slaap in haar ogen staat ze in de donkere gang die vanuit de hal, voorbij de trap, verder het huis in loopt. Ik til haar van de vloer op en druk haar stevig tegen mij aan als ik van het opstapje af, over haar moeder heen, naar buiten stap. Het lege gevoel van het lichaam op de grond in mijn vingers wordt verdreven door een snel kloppend hart van een bang meisje. Ze verstopt zich met haar gezicht in mijn leren jas en beseft stiekem meer dan wat ze op dat moment begrijpen kan. Buiten geef ik haar aan mijn collega mee die haar bij haar broertje brengt.

In gedachten zie ik weer de linkermouw van de blauwe jas voor me. Terwijl ik mijn collega zie weglopen en ik me omdraai op de oprit zie ik het witte pluis naar buiten komen uit de blauwe bovenstof van de jas. Ik denk bij mezelf dat de broek die de vrouw draagt wel wat weg heeft van een paardrijbroek en doe het pluis op de mouw van haar jas af als een ongelukkige eerdere ontmoeting met een stuk prikkeldraad.

Als ik wederom de hal instap zie ik pas dat dit eigenlijk een keurige, schone hal is die enkel wordt ontsierd door wat glas en houtsplinters. Terwijl ik met mijn ogen wederom de meterkast op zoek om vast te stellen of dat mogelijk de ontploffing is geweest, zweef ik ineens meerdere meters dan dat het plafond zou toelaten boven mijzelf uit. Ik zie me naar de voordeur lopen en mijn collega vragen de AED te pakken. Terwijl ik me voor de derde maal wil omdraaien en de hal wil inlopen, keert mijn bewustzijn met een helse klap op mijn achterhoofd bij me terug.

Alle puzzelstukjes vallen op hun plek. Ik kniel bij haar lichaam en neem haar bij de schouders beet terwijl ik mijn collega, met stomheid geslagen, zie begrijpen wat ik zeg. Hier is niets ontploft, er is op deze vrouw geschoten.

Terwijl ik mijn collega wegstuur om een kogelwerend vest te gaan aantrekken, sleep ik de vrouw over de drempel van haar voordeur naar buiten. Duidelijk zie ik nu dat de beschadigingen aan het huis geen ouderdom maar mechanisch geweld betreffen. Ik herken de inslagen van een kogel die kleiner lijkt te zijn dan die van mijn dienstwapen. Terwijl ik haar naar buiten sleep en ten volle besef dat ze geraakt moet zijn, zie ik dat er nog een gat in haar jas zit. De locatie van dit gat, net boven haar linkertepel, verklaart haar doffe ogen. Ik zie een kogelpunt liggen op de vloer als ik mijzelf verbijt bij het horen kloppen van haar hakken die, enkel op zwaartekracht, neerkomen op het hardstenen trapje naar de oprit.

Achter ons dienstvoertuig leg ik haar neer. Beschut van de grote donkere tuin en met duidelijk zicht op de voordeur. Ik open haar jas en trek haar blouse open, terwijl ik inmiddels roepend om een AED vraag. Buiten het feit dat een politieagent officieel niet de dood mag vaststellen, wil je dat als agent ook helemaal niet. Haar ogen spraken al boekdelen toen ik de eerste keer de hal binnenliep. Toch start ik de reanimatie. Terwijl een collega de dekking in mijn rug verzorgt, heeft de ander contact met de meldkamer. Als ik mijn collega bij me zie knielen met het beademingsmasker, zie ik vanuit mijn linkerooghoek een van de meest bijzondere dingen gebeuren die ik ooit heb meegemaakt.

De hond die ik binnen al had gehoord, past qua formaat volledig bij het zware diepe blaffen wat hij voortbrengt. Terwijl het dier grommend de traptreden afkomt, zie ik mijn andere collega met getrokken wapen van achter mij tussen de hond en mijzelf instappen. Terwijl ik het wapen van mijn collega omhoog zie komen, zie ik dat de hond gaat zitten bij de blote voeten van het slachtoffer. Met zijn kop schuin kijkt het dier naar zijn baasje. Terwijl de verbazing op mijn gezicht de verbazing bij mijn collega’s ontmoet, horen we het dier zacht janken als het zich omdraait en terug naar binnen gaat. De gebroken houding van verlies hadden we al twee keer eerder gezien vannacht.

De ambulance die gelijktijdig met ons was aangestuurd is, aan het geluid van diens sirene te horen, nagenoeg ter plaatse. Tijdens de reanimatie zie ik het natte rode gaatje in de cup van haar BH. Ik verbijt mijzelf en staak kort de hartmassage, terwijl mijn collega het masker op haar gezicht zet en blaast. Bij de derde cyclus van massage en blazen hoor ik de ambulance stoppen. Terwijl ik de remvoeringen en de koppeling van de ambulance ruik, besef ik me ook voor de eerste keer die specifieke geur bij het uitstappen uit ons dienstvoertuig. Op het moment dat de broeder roept; “scoop en run” besef ik dat het de geur van pas geloste schoten was. Anders dan de kruitdamp van vuurwerk had die geur het kippenvel in mijn nek gezet. Op dat moment besef ik pas dat dit hele gebeuren vanaf de melding al was omgeven door die wolk van stille, slome stroperige aanwezigheid van kwaad die je in een droom beleeft.

De broeder betreft in dit geval een door de wol geverfde vrouwelijke arts. Ik heb haar bij menig toegetakeld lichaam of hectische omgeving aan het werk gezien. Een puur toonbeeld van vrouwelijke rust en kalmte. Toch hoor ik haar in deze situatie met paniek in haar stem aanwijzingen naar haar stagiaire en chauffeur schreeuwen, terwijl ze het lichaam op een zij rolt. In een flits ligt het slachtoffer onder mijn handen op de brancard en mag ik stoppen met de reanimatie. Als ik besef dat ik geen handschoenen heb gedragen, is de ambulance al weg. Met dezelfde noodgang als deze was aangekomen was deze weer vertrokken. Verdwaasd sta ik in het licht van de geopende voordeur en de lamp in de portiek naar de woning te kijken als de hele puzzel in een lijstje aan de wand van mijn gedachten wordt gespijkerd.

Ik zie mijn collega’s beiden met getrokken wapen de omgeving scannen als ik een kogelwerend vest uit de, met nog draaiende motor geparkeerde, dienstauto pak en aantrek. Mijn dienstjas laat ik liggen om de warme golf van spanning en adrenaline een makkelijke weg bij mijn lichaam vandaan te bieden. Met mijn wapen in de hand en mijn collega naast mij nemen we middels oogcontact het besluit de woning te doorzoeken op zoek naar een mogelijke verdachte. Bij mededelen van ons voornemen aan de meldkamer wordt ons verteld dat er een arrestatieteam in de buurt op oefening was en dat zij de woning gaan doorlopen. Onhoorbaar slaak ik een zucht van opluchting en maak een verdeling voor de bewaking van de plaats delict, terwijl ik mijn hartslag in bedwang probeer te houden.

In het verdere verloop van de dienst zie ik twee hondengeleiders en een officier van dienst ter plaatse komen. Kort leg ik de situatie uit en verdeel, na goedkeuring van de officier van dienst, de hondengeleiders over het stuk grond. De vraag of er meer hondengeleiders beschikbaar zijn wordt direct voorzien van een positief antwoord. Ook deze komen ter plaatse en nemen een aangewezen positie in. Nadat het terrein op vier hoeken is afgezet door diensthonden en hun geleiders mag ik mijn holster sluiten en zonder jas of dienstauto de plaats delict verlaten.

Ik zie grote mannen met zware beschermende kleding en automatische vuurwapens arriveren. Met roodgloeiende remmen zetten ze hun dikke wagens stil en hangen hun verdere benodigdheden om. Vervolgens zie ik hen, onder het toeziend oog van de politiehelikopter, het pand doorlopen. Gelijktijdig krijgen we het nieuws dat het slachtoffer op weg naar het ziekenhuis al was overleden.

Nadat het gehele protocol is opgestart en door de bijbehorende partijen wordt doorlopen, worden we naar het bureau gebracht om even tot rust te komen. We leggen onze bevindingen vast in de vereiste processen verbaal en doen er een situatieschets van de aangetroffen situatie ter plaatse bij.

Laat die nacht moeten we nogmaals terug naar de locatie om door de forensische opsporing foto’s te laten maken van onze schoenzolen. Dit om vast te stellen welke sporen van de politie, slachtoffer en mogelijke daders zijn. Half vangen we op dat er een geurspoor is gevolgd met een hond en dat er hulzen zijn aangetroffen.

Op weg terug naar het bureau, waar we de dienst mochten starten, is het tijdstip om te gaan slapen inmiddels verstreken. De behoefte daartoe eveneens. Zonder het uit te spreken en zonder verdere woorden is ons duidelijk dat dit de meest heftige melding tot dat punt in onze carrière is geweest. Later horen we dat we werkelijk enkele minuten na het horen van diverse knallen door getuigen ter plaatse waren. Dan komt ook het besef dat er daadwerkelijk nog verdachten in de buurt hadden kunnen zijn. Als je die informatie combineert met de informatie dat er met een automatisch vuurwapen tig maal is geschoten op de vrouw en haar woning zijn er diverse scenario’s denkbaar. Geen van allen met een al te goede afloop.

Bij thuiskomst komen de waterlanders pas als ik mijn zoon van anderhalve maand oud, na uitvoerig wassen van mijn handen, uit zijn wiegje op schoot durf te nemen. Met zijn zachte warme lijfje tegen mijn hals en gezicht snik ik het uit. Ik kan alleen maar hopen dat de ellende in deze wereld hem zo lang mogelijk bespaard mag blijven. Als ik hem terugleg in zijn wiegje en mijn mouwen afstroop om mijn overhemd uit te trekken, veeg ik mijn gezicht droog in mijn mouw en zie dan pas de kleine rode opgedroogde smeren aan de boord boven mijn pols. Ik loop met het overhemd naar beneden om het weg te gooien. Gooi het uiteindelijk toch bij de was en ga terug naar boven.

Zonder hem wakker te maken trek ik in het donker mijn kleine man een schone trappelzak aan en veeg voor de zekerheid nog even over zijn hoofd met een washandje. Hopende dat ik de boze wereld niet al op zijn kamer heb gebracht, kruip ik onder de douche en later in bed en begin aan de vruchteloze pogingen om te slapen.

Foto uit het archief

*in verband met privacy is deze naam gefingeerd.

Wil jij ook jouw politieverhaal met onze leden delen? Stuur een mail naar: ledencontact@acp.nl

Reacties

Reageren?

Over de auteur

Afdeling Marketing & Communicatie

Profiel
bottombanner

LID WORDEN VAN DE ACP?

AANMELDEN