Strijd praktijkdocenten duurt voort

Strijd praktijkdocenten duurt voort

1 mei 2019, Juridisch

De juridische strijd tussen executieve docenten met de nieuwe functie van operationeel begeleider en de werkgever in een conflict over toeslagen gaat onverminderd door. Tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Gelderland hebben zowel de betrokken docenten als de werkgever hoger beroep aangetekend bij de Centrale Raad van Beroep. Die stelt nu dat het korps onvolledige informatie heeft verstrekt en heropent het onderzoek in deze zaak.

Waar gaat het in deze zaak om? Voor enkele specifieke groepen docenten die (erkend) executief werk doen is verzocht de functies aan te passen. Want wie in de politiepraktijk werkt, moet inzetbaar zijn als de situatie daarom vraagt. Dat geldt voor docenten die praktijktrainingen geven zoals het instrueren van collega’s tijdens horecadiensten. Aan het verzoek is destijds gehoor gegeven. De uitvoering daarentegen werd uitgesteld tot na de personele reorganisatie binnen het korps in 2016. Daar wringt de schoen. Deze collega’s verrichten al sinds januari 2012 werkzaamheden onder zogenoemde onvermijdelijk verzwarende werkomstandigheden. Maar de daarbij horende OVW-periodieken zijn voor deze specifieke groep niet met terugwerkende kracht toegekend.

Centrale Raad van Beroep

Na eerdere uitspraken van de rechtbank Gelderland vond op 22 maart 2019 de zitting bij de Centrale Raad van Beroep plaats. De belangstelling was zo groot dat een tweede zaal beschikbaar werd gesteld met een televisiescherm, zodat ook daar de drie uur durende zitting kon worden gevolgd. Vele vragen werden gesteld door de rechters aan beide partijen. Vooral het korps kreeg het zwaar te verduren.

Het korps stelde zich al vanaf het begin van de strijd op het standpunt dat betrokkenen pas konden worden geplaatst met ingang van de datum waarop hun nieuwe (LFNP-)functie is toegevoegd aan de formatie en dat pas met ingang van die datum aanspraak bestaat op OVW-periodieken. De werkgever nam dit standpunt ook in tijdens de zitting. Aan het einde van de zitting kwam echter naar voren dat één van de betrokken docenten al op een functie was geplaatst vóórdat deze was toegevoegd aan de formatie (nieuwe plaats in de organisatie). Dat heeft dus ook gevolgen voor het moment van aanspraak op OVW-periodieken. Door deze informatie begon het standpunt van het korps te wankelen. Maar een verklaring bleef uit.

Onderzoek heropend

De Centrale Raad van Beroep heeft daarom besloten geen uitspraak te doen – zoals gebruikelijk is zes weken na de zitting – maar om het onderzoek in deze zaak te heropenen. De Raad geeft aan dat het korps haar en de rechtbank in een eerder stadium onvolledige informatie heeft verstrekt. Zij wil helderheid over het exacte standpunt van het korps rond de ingangsdatum van plaatsingsbesluiten. Dit is van belang voor de beoordeling van voorliggende geschillen. Er is immers een samenhang tussen de ingangsdatum van plaatsing op de nieuwe functie en de toekenning van OVW-periodieken. Het korps krijgt drie weken de tijd om te reageren. Daarna mogen de (bonds)juristen van de betrokken docenten reageren.

OOK INTERESSANT

bottombanner

LID WORDEN VAN DE ACP?

AANMELDEN