Bij het sluiten van het pensioenakkoord in 2019 was het voor alle partijen duidelijk dat het samen uitwerken van nieuwe landelijke vroegpensioenregeling wel een paar jaar zou duren.
Afgesproken werd de oudste werknemers in zware beroepen daarvan niet de dupe te laten worden en hun vervroegde uittreding te vergemakkelijken door twee tijdelijke maatregelen.
In de tijdelijke RVU is de fiscaal vrijgestelde vroegpensioenuitkering per jaar maximaal een AOW-uitkering. Dat is voor veel mensen niet voldoende om van rond te komen na een vervroegde uittreding. Voor een aanvullend inkomen zijn ze dan gedwongen alvast hun pensioenkapitaal aan te spreken. Dat leidt tot levenslang een lagere pensioenuitkering. Een verdere verlaging treedt op doordat ze vanwege hun vervroegde uittreding tot aan hun AOW-leeftijd geen pensioenpremie meer betalen. Voor de vakbonden is dit alles reden genoeg om te eisen dat in de landelijke vroegpensioenregeling vanaf 2026 een hoger bedrag (dan een AOW-uitkering) wordt vrijgesteld van de fiscale boeteheffing van 52 procent.
Reacties